Difference between revisions of "Rugstreepsteurgarnaal"

From Coastal Wiki
Jump to: navigation, search
 
(122 intermediate revisions by 2 users not shown)
Line 1: Line 1:
{{Revision}}
+
__NOTITLE__
 
+
{{Kader4|Naam=Rugstreepsteurgarnaal
{{Nietinheemse|Naam=<span style="color:#FFFFFF">''Coscinodiscus wailesii''</span>
+
|Foto= <div style="padding:1em 0em 0em 0em">
|abstract= [[Image:coscinodiscus_wailesii.jpg|left|230px|<div style="text-align: center;"> </div>]]
+
[[Image:Palaemon_macrodactylus.jpg|caption|right|210px|]]<span style="color:#FFFFFF">Foto: Marco Faasse (www.acteon.nl)</span></div>
Het mariene kiezelwier ''Coscinodiscus wailesii'' kwam oorspronkelijk enkel voor in de Indische en de Stille Oceaan. Vermoedelijk is de soort in Europa terecht gekomen via transport met jonge Japanse oesters, al kan dit ook via het ballastwater van vrachtschepen gebeurd zijn. Dit kiezelwier behoort tot het plantaardig plankton, wat impliceert dat deze organismen gemakkelijk lokaal verder kunnen verspreiden door gebruik te maken van de heersende zeestromingen. De soort werd eind de jaren zeventig voor het eerst in België waargenomen en is nu het ganse jaar door een algemene planktonische wiersoort in onze kustwateren.<P>
+
|abstract=
<BR>
+
Het oorspronkelijk verspreidingsgebied van de rugstreepsteurgarnaal ''Palaemon macrodactylus'' zijn de riviermondingen langs de kusten van Japan, China en Korea. Via transport in het ballastwater van schepen zou de soort naar Europa gekomen zijn. De rugstreepsteurgarnaal werd in België voor de allereerste keer waargenomen in 1998 in de het Kanaal Gent-Terneuzen, ter hoogte van de Nederlandse grens. Later bleek de soort ook aanwezig in de Zeeschelde nabij Doel, de jachthaven van Zeebrugge, de Spuikom van Oostende, in het IJzer-estuarium en werden zelfs exemplaren gevonden op het strand van Heist. Deze exoot verdraagt grote schommelingen in temperatuur en zoutgehalte en komt doorgaans voor op beschutte plekjes.}}
<P>
+
{{kader3}}
:Foto:  Catharina Philippart
 
}}
 
 
 
 
<P>
 
<P>
 
<Br>
 
<Br>
<P>
 
 
<Br>
 
<Br>
 
<P>
 
<P>
 
  
 
===<span style="color:#00787A">Wetenschappelijke naam</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Wetenschappelijke naam</span>===
  
  
[http://www.marinespecies.org/aphia.php?p=taxdetails&id=156632 ''Coscinodiscus wailesii'' Gran & Angst, 1931]
+
[http://www.marinespecies.org/berms/aphia.php?p=taxdetails&id=181372 ''Palaemon macrodactylus'' Rathbun, 1902]
  
 
<P>
 
<P>
Line 27: Line 22:
 
===<span style="color:#00787A">Oorspronkelijke verspreiding</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Oorspronkelijke verspreiding</span>===
  
Dit kiezelwier is afkomstig uit de Indische en Pacifische Oceaan (Wallentinus 1999)<ref name=eno1997>Eno, N.C.; Clark, R.A.; Sanderson, W.G. (Ed.) (1997). Non-native marine species in British waters: a review and directory. Joint Nature Conservation Committee: Peterborough, UK. ISBN 1-86107-442-5. 152 pp. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=24400 details] </ref>. De exoot behoort tot het plantaardig plankton en leeft in de bovenste lagen van de waterkolom, daar waar voldoende licht doordringt om aan fotosynthese te kunnen doen (het proces om met behulp van zonlicht en zuurstof energie aan te maken en CO<sub>2</sub> te produceren). De soort komt zowel voor nabij de kust als in open zee, en dit zowel in zout als brak water (Gollasch 2009)<ref name=gollasch2009>Gollasch, S. (2009). ''Coscinodiscus wailesii'' (Gran & Angst) (Coscinodiscaeae, Bacillariophyta), in: DAISIE (Delivering Alien Invasive Species Inventories for Europe) (2009). Handbook of alien species in Europe. Invading nature - Springer series in invasion ecology, 3: pp. 278. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=135000 details] </ref>.  
+
Het oorspronkelijk verspreidingsgebied van de rugstreepsteurgarnaal ''Palaemon macrodactylus'' ligt in de noordwestelijke Stille Oceaan, waar de soort voorkomt langs de kusten van Japan, China en Korea <ref name =1a>Holthuis, L.B. (1980). FAO species catalogue: Vol. 1. Shrimps and prawns of the world. An annotated catalogue of species of interest to fisheries. FAO Fisheries Synopsis, 125. FAO: Rome. 271 pp. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=142556 details]</ref>. Deze exoot komt doorgaans voor op beschutte plekjes, vooral in estuaria <ref name = 2a>d'Udekem d'Acoz, C.; Faasse, M.; Dumoulin, E.; De Blauwe, H. (2005). Occurrence of the Asian shrimp ''Palaemon macrodactylus'' in the Southern Bight of the North Sea, with a key to the Palaemonidae of north-western Europe (Crustacea: Decapoda: Caridae) Ned. Faunist. Meded. 22: 95-111. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=76221 details]</ref>.  
 
 
 
<P>
 
<P>
 
<BR>
 
<BR>
Line 35: Line 29:
 
===<span style="color:#00787A">Eerste waarneming in België</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Eerste waarneming in België</span>===
  
Het is onzeker vanaf wanneer dit planktonische kiezelwier in het Belgische deel van de Noordzee voorkwam. In de literatuur wordt eveneens geen eerste waarneming gegeven (Kerckhoff et al 2007)<ref name=kerckhoff2007>Kerckhof, F.; Haelters, J.; Gollasch, S. (2007). Alien species in the marine and brackish ecosystem: the situation in Belgian waters. Aquatic Invasions 2(3): 243-257. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=114365 details]</ref>. Het kiezelwier werd in Europa voor het eerst in Engeland in 1977 gerapporteerd, waarna het in 1979 voor het eerst in stalen uit het zuidelijke deel van de Noordzee (Nederland) werd waargenomen. Het duurde echter nog tot 1984 voordat de soort zich in het Zuidelijke deel van de Noordzee (waar ook het Belgische deel toebehoort) permanent kon vestigen en er relatieve hoge aantallen werden waargenomen (Edwards et al 2001)<ref name=edwards2001>Edwards, M.; John, A.W.G.; Johns, D.G.; Reid, P.C. (2001). Case history and persistence of the non-indigenous diatom ''Coscinodiscus wailesii'' in the north-east Atlantic. J. Mar. Biol. Ass. U.K. 81(2): 207-211. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=14333 details] </ref>.  
+
De eerste publicatie over de aanwezigheid van de rugstreepsteurgarnaal in België betrof exemplaren die op 12 juni 2004 aangetroffen werden tussen de pontons in de jachthaven van Zeebrugge <ref name = 4a>De Blauwe, H. (2006). De rugstreepsteurgarnaal ''Palaemon macrodactylus'' in België De Strandvlo 26(1): 22-23. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=98569 details]</ref>. Bij het herbekijken van stalen die door de Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM) verzameld werden, bleek echter dat de rugstreepsteurgarnaal reeds in 1998 in het Kanaal Gent-Terneuzen, nabij de Nederlandse grens aanwezig was <ref name = Boets2011>Boets, P.; Lock, K.; Goethals, P.L.M. (2011). Using long-term monitoring to investigate the changes in species composition in the harbour of Ghent (Belgium) Hydrobiologia 663: 155-166. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=201947 details]</ref>.  
 
<P>
 
<P>
 
<BR>
 
<BR>
Line 42: Line 36:
 
===<span style="color:#00787A">Verspreiding in België</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Verspreiding in België</span>===
  
De soort komt voor in het open water van het Belgische deel van de Noordzee (Laing & Gollasch 2002)<ref name=laing2002>Laing, I.; Gollasch, S. (2002). ''Coscinodiscus wailesii'': a nuisance diatom in European waters, in: Leppäkoski, E. et al. (2002). Invasive aquatic species of Europe: distribution, impacts and management. pp. 53-55. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=40581 details] </ref>. Tijdens de lente en de herfst wordt de soort doorgaans in grotere aantallen waargenomen (Edwards 2001)<ref name=edwards2001> </ref>.
+
In november 1998 werd de soort in ons studiegebied aangetroffen nabij Walsoorden langs de Nederlandse Westerschelde <ref name = 2a> </ref>. Het duurde echter tot 5 december 2002, voordat deze soort over de grens met België, in de Zeeschelde ter hoogte van Doel werd aangetroffen <ref name = 3a>ENDIS-RISKS project data (2002-2006). Data verzameld tijdens het project ‘Endocriene verstoring in het Schelde-estuarium: distributie, blootstelling en effecten (ENDIS-RISKS)’. Ongepubliceerde data. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=dataset&dasid=1422 details]</ref>. De soort werd later ter hoogte van Doel en Fort Liefkenshoek opnieuw aangetroffen <ref name = 3a> </ref><ref name = Soors2010>Soors, J.; Faasse, M.; Stevens, M.; Verbessem, I.; De Regge, N.; Van den Bergh, E. (2010). New crustacean invaders in the Schelde estuary (Belgium) Belg. J. Zool. 140(1): 3-10. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=145536 details]</ref>.<P>
 +
In 2004 is deze exoot langs de kust ook aangetroffen rond pontons in de jachthaven van Blankenberge <ref name = 2a> </ref>, tussen de pontons in de jachthaven van Zeebrugge <ref name = 4a> </ref>, in het IJzer-estuarium te Nieuwpoort en in de Oostendse Spuikom <ref name = 2a> </ref>. Latere waarnemingen volgden elkaar op in zowel de jachthaven van Zeebrugge als op het strand van Heist <ref name = 5a>De Blauwe, H.; Dumoulin, E. (2009). De zeefauna en -flora uit de jachthaven van Zeebrugge, in het bijzonder de fouling-organismen van drijvende pontons De Strandvlo 29(2): 41-63. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=139489 details]</ref><ref name = 6a>Informatie afkomstig van Waarnemingen.be, een initiatief van Natuurpunt Studie vzw en de Stichting Natuurinformatie. Rugstreepsteurgarnaal - ''Palaemon macrodactylus'' Rathbun, 1902. [http://waarnemingen.be/soort/view/80690?from=2007-08-27&to=2009-08-27&species=80690&prov=0&akt=0&from=2004-08-10&to=2009-08-27&prov=0 online beschikbaar], geraadpleegd op 27-08-2009.</ref>.<P>
 +
In het Kanaal Gent-Terneuzen breidde de soort zijn verspreidingsgebied langzaam stroomopwaarts uit en kan hij vanaf 2003 ook in Gent worden aangetroffen <ref name = Boets2011> </ref>.
 
<P>
 
<P>
 
<BR>
 
<BR>
Line 49: Line 45:
 
===<span style="color:#00787A">Verspreiding in onze buurlanden</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Verspreiding in onze buurlanden</span>===
  
De eerste waarneming van ''Coscinodiscus wailesii'' in Europa dateert van 1977 en vond plaats in Het Kanaal nabij Plymouth, in het zuidwesten van Groot-Brittannië (Boalch & Harbour 1977)<ref name=boalch1977>Boalch, G.T.; Harbour, D.S. (1977). Unusual diatom off the coast of south-west England and its effect on fishing. Nature (Lond.) 269: 687-688. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=113662 details] </ref>. Aanvankelijk identificeerde men deze soort verkeerdelijk als Coscinodiscus nobilis, maar later bleek dat het wel degelijk ging om ''Coscinodiscus wailesii'' (Boalch 1987)<ref name=boalch1987>Boalch, G.T. (1987). Changes in the phytoplankton of the western English Channel in recent years. British Phycological Journal 22:225-235. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=142914 details] </ref>.  
+
Na uitbreiding vanuit Japan, China en Korea naar de west- en oostkust van de Verenigde Staten van Amerika en de kust van Argentinië bereikte de rugstreepsteurgarnaal in 1992 Europa, waar de soort voor het eerst in het Theems-estuarium (Groot-Brittannië) werd aangetroffen <ref name = Worfsfold2008>Worsfold, T.M.; Ashelby, C.W. (2008). Additional UK records of the non-native prawn ''Palaemon macrodactylus'' (Crustacea: Decapoda) Marine Biodiversity Records 1: e48. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=208552 details]</ref>. De soort breidde zijn verspreidingsgebied hier uit en kon vanaf 2001 in de estuaria van Orwell en Steur (in het Westen van Groot-Brittannië) aangetroffen worden. Het feit dat men hier vaak eierdragende wijfjes waarnam - gaande van 12 % tot zelfs 100 % van de wijfjes - duidt op permanente vestiging in deze streken <ref name = Worfsfold2008> </ref><ref name = 10a>   Ashelby, C.W.; Worsfold, T.M.; Fransen, C.H.J.M. (2004). First records of the oriental prawn ''Palaemon macrodactylus'' (Decapoda: Caridea), an alien species in European waters, with a revised key to British Palaemonidae J. Mar. Biol. Ass. U.K. 84(3): 1041-1050. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=67873 details]</ref>.<P>
 
+
Momenteel komt dit diertje in Nederland voor in het Noordzeekanaal, de Nieuwe Waterweg en de Oosterschelde rond de Zeelandbrug en Wemeldinge <ref name = 2a> </ref>. Verder is de soort algemeen in het Veerse Meer, de Grevelingen en in het Waddengebied (Harlingen, Lauwersoog en Eemshaven) <ref name = 8a> Faasse, M. (2005). Een Aziatische steurgarnaal in Nederland: ''Palaemon macrodactylus'' Rathbun, 1902 (Crustacea: Decapoda: Caridea) Het Zeepaard 65(6): 193-195. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=78070 details]</ref><ref name = 9a>Tulp, A. (2006). De rugstreepsteurgarnaal ''Palaemon macrodactylus'' in meerdere Waddenhavens Het Zeepaard 66(1): 27-28. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=79912 details]</ref>.<P>
Dit kiezelwier verspreidde zich sindsdien bijzonder snel. In 1978 kwam de soort terecht in het noorden van de Ierse Zee (Edwards et al. 2001)<ref name=edwards2001> </ref>, in het noorden van de Golf van Biscaje (Rincé & Paulmier 1986)<ref name=rince1986>Rincé, Y.; Paulmier, G. (1986). Donnée novelles sur la distribution de la diatomée marine ''Coscinodiscus wailesii'' Gran & Angst (Bacillariophyceae). Phycologia 25:73-79. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=141107 details] </ref>, in Normandische wateren (Rincé & Paulmier 1986)<ref name=rince1986> </ref> en in de Nederlandse kustwateren (Tripos 1995)<ref name=tripos1995>Tripos(1995). Biomonitoring van fytoplankton in de Nederlandse zoute en brakke wateren, 1994. Geannoteerde soortenlijst. Bijlage 1 bij TRIPOS-rapport 95003.1, 94p (www.watermarkt.nl). </ref>. In 1979 kwamen waarnemingen binnen uit het Skagerrak (Hasle 1990) en in 1983 uit de Baltische Zee (Edwards et al. 2001)<ref name=edwards2001> </ref>. Vanaf 1982 werd de soort ook in de Westerschelde, nabij Breskens gevonden (Rick & Dürselen 1995)<ref name=rick1995>Rick, H.-J.; Dürselen, C.-D. (1995). Importance and abundance of the recently established species ''Coscinodiscus wailesii'' Gran & Angst in the German Bight. Helgoländer Meeresuntersuchungen 49:355-374. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=142937 details] </ref>.  
+
In Frankrijk is deze exoot in 1998 voor het eerst aangetroffen in het Gironde-estuarium. De soort bleek in bepaalde delen van het estuarium heel algemeen. Ook hier werden vaak eierdragende vrouwtjes waargenomen <ref name = 11a>Beguer, M.; Girardin, M.; Boët, P. (2007). First record of the invasive oriental shrimp ''Palaemon macrodactylus'' Rathbun, 1902 in France (Gironde Estuary) Aquat. Invasions 2(2): 132-136. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=120855 details]</ref> en de soort wordt hier anno 2011 als gevestigd beschouwd <ref name = Beguer2011>Beguer, M.; Bergé, J.; Martin, J.; Martinet, J.; Pauliac, G.; Girardin, M.; Boët, P. (2011). Presence of ''Palaemon macrodactylus'' in a European estuary: evidence for a successful invasion of the Gironde (SW France) Aquat. Invasions 6(3): 401–418. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=207689 details]</ref>. De soort is in Frankrijk ook aan te treffen in het Seine-estuarium (sinds 2006) <ref name = Lavesque2010>Lavesque , N.; Bachelet, G.; Beguer, M.; Girardin, M.; Lepage, M.; Blanchet, B.; Sorbe, J.-C.; Modéran, J.; Sauriau, P.-G.; Auby, I. (2010). Recent expansion of the oriental shrimp ''Palaemon macrodactylus'' (Crustacea: Decapoda) on the western coasts of France Aquat. Invasions 5(Suppl. 1): S103-S108. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=208394 details]</ref>.<P>
De verspreiding ging gestaag verder, waarbij ''Coscinodiscus wailesii'' momenteel gevestigd is langs de Oost-Atlantische kusten vanaf centraal Frankrijk tot centraal Noorwegen(Rincé & Paulmier 1986; ICES 2006)<ref name=rince1986> </ref><ref name=ices>ICES Advisory Committee on the Marine Environment (2006). Working Group on Introductions and Transfers of Marine Organisms (WGITMO) 16–17 March 2006 Oostende, Belgium. ICES Committee Meetings Documents, CM 2006(ACME:05). ICES: Copenhagen, Denmark. 330 pp. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=111237 details] </ref>. De hoogste densiteiten worden echter waargenomen tijdens de herfst en de lente in het zuidelijke deel van de Noord-Zee en aan de ingang van de Skagerrak. Er bestaan omvangrijke populaties langs de zuidwestelijke kust van Noorwegen, het westelijke gedeelte van het Engels kanaal, het noorden van de Ierse Zee, de westkust van Ierland en de Shetlandeilanden (Edwards 2001)<ref name=edwards2001> </ref>.
+
In mei 1999 werd deze garnaal gevangen in Spanje <ref name = 7a>Cuesta, J.A.; Gonzalez-Ortegon, E.; Drake, P.; Rodriguez, A. (2004). First record of ''Palaemon macrodactylus'' Rathbun, 1902 (Decapoda, Caridea, Palaemonidae) from European waters Crustaceana 77: 377-380. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=142555 details]</ref>, waar hij anno 2011 in het Guadalquivir-estuarium als gevestigd beschouwd wordt <ref name = Beguer2011> </ref>. De rugstreepsteurgarnaal is onder andere ook aan te treffen in de Zwarte Zee (sinds 2002) <ref name = Micu2009>Micu, D.; Nita, V. (2009). First record of the Asian prawn ''Palaemon macrodactylus'' Rathbun, 1902 (Caridea: Palaemonoidea: Palaemonidae) from the Black Sea Aquat. Invasions 4(4): 497-604. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=208395 details]</ref> het Wezer- en het Hooksiel-estuarium (in Duitsland, sinds 2004) <ref name = González>González-Ortegón, E.; Cuesta, J.A.; Schubart, C.D. (2007). First report of the oriental shrimp ''Palaemon macrodactylus'' Rathbun, 1902 (Decapoda, Caridea, Palaemonidae) from German waters Helgol. Mar. Res. 61(1): 67-69. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=117493 details]</ref>. Er wordt voorspeld dat de soort spoedig ook de Baltische Zee zal koloniseren <ref name = González> </ref>.
 
 
 
<P>
 
<P>
 
<BR>
 
<BR>
Line 60: Line 55:
 
===<span style="color:#00787A">Wijze van introductie</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Wijze van introductie</span>===
  
Het is niet helemaal duidelijk hoe Coscinodiscus wailesii in Europa is terechtgekomen, maar er zijn wel enkele vermoedens (Eno et al. 1997)<ref name=eno1997>Eno, N.C.; Clark, R.A.; Sanderson, W.G. (Ed.) (1997). Non-native marine species in British waters: a review and directory. Joint Nature Conservation Committee: Peterborough, UK. ISBN 1-86107-442-5. 152 pp. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=24400 details] </ref>. Deze soort produceert rustcellen die ongunstige omstandigheden kunnen overleven. Eens de licht-, temperatuur- en nutriëntcondities weer optimaal zijn, zal dit kiezelwier weer naar zijn normale toestand transformeren (Laing & Gollasch 2002)<ref name=laing2002> </ref>. Deze rustcellen zijn al aangetroffen in ballastwatertanks in schepen, waardoor transport via ballastwater zeker tot de mogelijkheden behoort (Gollasch 2009)<ref name=gollasch2009> </ref>. Anderzijds kan transport samen met de import van jonge Japanse oesters ''Crassostrea gigas'' vanuit Japan en Noord-Amerika ook tot de mogelijkheden behoren (Rincé & Paulmier 1986)<ref name=rince1986> </ref>. De rustcellen worden door de oesters uit het water gefilterd als voedsel en in het spijsverteringskanaal mee getransporteerd met de oesters. Uiteindelijk komt de rustcel in zijn nieuwe leefomgeving vrij via de uitwerpselen (Gollasch 2009)<ref name=gollasch2009> </ref>. Na introductie kunnen de kiezelwieren dan weer een snelle lokale verspreiding kennen door mee te drijven met de heersende zeestromingen (Rincé & Paulmier 1986)<ref name=rince1986> </ref>. <P>
+
Volgens een aantal onderzoekers is de verspreiding van de rugstreepsteurgarnaal sterk gekoppeld aan de internationale scheepvaart, gezien dit diertje in hogere densiteiten voorkomt in havens waar veel buitenlandse transportschepen aanmeren, bijvoorbeeld het Noordzeekanaal, de haven van Zeebrugge of de Westerschelde. Op plaatsen waar dit niet het geval is zoals de Oosterschelde - waar geen internationale handel via scheepvaart optreedt maar zich wel belangrijke mossel- en oesterkweekcentra bevinden - komt de soort minder voor. Hierdoor is er een sterk vermoeden dat deze exoot de wereld wordt rondgeleid via ballastwater in schepen en niet via de import van oesterzaad <ref name = 2a> </ref>.
 +
<P>
 
<BR>
 
<BR>
 
<P>
 
<P>
Line 66: Line 62:
 
===<span style="color:#00787A">Redenen waarom deze soort zo succesrijk is in onze contreien</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Redenen waarom deze soort zo succesrijk is in onze contreien</span>===
  
''Coscinodiscus wailesii'' kan zich in een zeer snel tempo ongeslachtelijk voortplanten. Als er veel voedingsstoffen aanwezig zijn in het water, gebeurt dit explosief en spreekt men van een bloei. Men schat dat de soort zijn gewicht kan verdubbelen in 70 uur tijd.  
+
De eigenschap om zich aan te passen aan een breed spectrum van omgevingsfactoren - zoals wisselende temperatuur, zoutgehalte en zuurstofconcentratie - draagt bij tot het succes van de rugstreepsteurgarnaal <ref name = 12a>Newman, W.A. (1963). On the introduction of an edible oriental shrimp (Caridea, Palaemonidae) to San Francisco Bay Crustaceana 5(2): 119-132. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=121261 details]</ref>. Bovendien dragen de vrouwtjes veel eitjes - van 100 tot 2800 eitjes per vrouwtje per broedsel - waarbij het aantal eitjes afhankelijk is van de grootte van het vrouwtje. Er worden twee broedsels per jaar gelegd <ref name = 10a> </ref>. <P>
''Coscinodiscus wailesii'' kan tot een halve millimeter groot worden, wat groot is voor een soort behorende tot het plantaardig plankton (= fytoplankton). Dit heeft als gevolg dat dit kiezelwier te groot is om opgegeten te kunnen worden door het inheemse dierlijk plankton (=zooplankton; plankton dat zich voedt met andere organismen zoals fytoplankton) (Rick & Dürselen 1995)<ref name=rick1995> </ref>.  
+
Opmerkelijk is dat de eitjes van de rugstreepsteurgarnaal resistent zijn tegen een bepaalde schimmelinfectie die veelvuldig optreedt bij andere schaaldieren. Rond de eitjes is een laagje bacteriën (''Alteromonas'' sp.) aanwezig die een specifieke chemische stof produceren om de ziekte-verwekkende schimmel te verdringen, waardoor meer eitjes kunnen overleven <ref name = 13a>Gil-Turnes, M.S.; Hay, M.E.; Fenical, W. (1989). Symbiotic marine bacteria chemically defend crustacean embryos from a pathogenic fungus Science (Wash.) 246(4926): 116-118. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=120874 details]</ref>.
Een ander gevolg van zijn massale bloei en grote omvang is dat het in competitie treedt voor ruimte en voedingsstoffen met andere fytoplanktonsoorten en macroalgen (Gollasch 2009)<ref name=gollasch2009> </ref>.
 
Tenslotte heeft dit kiezelwier zijn succes ook te danken aan het feit dat het – in vergelijking met andere kiezelwieren – in mindere mate toxische metalen opstapelt in zijn lichaam en daardoor toleranter is voor hogere metaalconcentraties (zink, koper, lood en cadmium) in zijn omgeving (Rick & Dürselen 1995)<ref name=rick1995> </ref>.  
 
 
 
 
<P>
 
<P>
 
<BR>
 
<BR>
Line 76: Line 69:
  
 
===<span style="color:#00787A">Factoren die de verspreiding beïnvloeden</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Factoren die de verspreiding beïnvloeden</span>===
Daar dit kiezelwier een planktonische soort is, zullen heersende zeestromingen zijn lokale verspreiding bepalen. Dit verklaart dan ook de snelle uitbreiding van ''Coscinodiscus wailesii'' in Europa sinds zijn introductie in Groot-Brittannië in 1977.
 
  
Deze exoot kan daarenboven transformeren in een resistente rustcel die langer dan 15 maanden aan het donker kan weerstaan. Hierdoor is transport over grote afstanden met ballastwater of in de maag en darmen van oesters mogelijk (Laing & Gollasch 2002)<ref name=laing2002> </ref>.  
+
De mondiale verspreiding van de rugstreepsteurgarnaal zal meer dan waarschijnlijk verder bespoedigd worden door de intercontinentale scheepvaart <ref name = 2a> </ref>. <P>
Een andere belangrijke factor is zijn brede tolerantie voor verschillende milieuomstandigheden. Dit kiezelwier overleeft bij temperaturen tussen 8 en 32°C en in zoutgehaltes van 25 (brak) tot 35 [[PSU]] (zout). De soort verdraagt ook goed een wisselende beschikbaarheid van voedingsstoffen (Rincé & Plaumier 1986)<ref name=rince1986> </ref>.  
+
De capaciteit om sterk wisselende omgevingsomstandigheden (temperatuur, vervuiling, zoutgehalte, zuurstofgehalte) te tolereren bevordert de definitieve vestiging van de soort na een toevallige introductie <ref name = 12a> </ref>. Het vaak aantreffen van eierdragende wijfjes bevestigt dit ook. Gezien de soort een voorkeur heeft voor water met een verlaagd zoutgehalte - van 27 tot 32,5 PSU - kan hij goed gedijen in estuaria <ref name = 10a> </ref>. Deze exoot komt zelfs voor in zoutgehaltes van slechts 1 of 2 PSU, wat bijna overeenkomt met zoetwater <ref name = 14a>Nancy Elder and Pam Fuller. 2011. ''Palaemon macrodactylus''. USGS Nonindigenous Aquatic Species Database, Gainesville, FL.
 +
http://nas.er.usgs.gov/queries/FactSheet.aspx?speciesID=1206 RevisionDate: 1/11/2011.
 +
</ref>. Ter vergelijking: het zeewater in onze Noordzee heeft een zoutgehalte van ongeveer 35 PSU.
 
<P>
 
<P>
 
<BR>
 
<BR>
Line 86: Line 80:
 
===<span style="color:#00787A">Effecten of potentiële effecten en maatregelen</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Effecten of potentiële effecten en maatregelen</span>===
  
Hoewel deze exoot op zich geen toxische soort is, kan het slijm dat de soort massaal produceert wel een impact hebben op mens en omgeving (Laing & Gollasch 2002)<ref name=laing2002> </ref>. Deze omvangrijke slijmlaag wordt gevormd wanneer de beschikbare voedingsstoffen in het water bij een bloei stilaan uitgeput geraken. Het gewicht van dit slijm zorgt ervoor dat de kiezelwieren zinken naar diepere, zeg koudere waterlagen. De lagere temperatuur maakt dat hun stofwisseling op een lager pitje komt te staan en ze minder nood hebben aan voedingsstoffen. Het resultaat is een dikke slijmlaag die visnetten verstopt en aanklit op ander vismateriaal (Boalch & Harbour 1977)<ref name=boalch1977> </ref>.
+
Aan de Pacifische kust van de Verenigde Staten kent de rugstreepsteurgarnaal weinig tot geen competitie van andere Palaemonidae (= garnalen behorende tot dezelfde familie als de rugstreepsteurgarnaal). Hierdoor kunnen ze met hoge snelheid veel nieuwe geschikte gebieden gaan koloniseren. In Europa daarentegen zijn er wel inheemse Palaemonidae-soorten. Deze zijn wijdverbreid langs de Europese kusten en bezetten bovendien een heel scala aan habitats. Hier zal de rugstreepsteurgarnaal niet alleen de aanwezige voedselbronnen, maar ook de ruimte moeten delen met de oorspronkelijk aanwezige Palaemonidae, wat leidt tot competitie met inheemse soorten <ref name = 2a> </ref>. <P>
Voor bodemorganismen is deze dikke slijmlaag op de zeebodem zeer hinderlijk. Bij het afbreken ervan door bacteriën, ontstaan lokaal zuurstofloze condities (Manabe & Ishio 1991)<ref name=manabe1991>Manabe, T.; Ishio, S. (1991). Bloom of ''Coscinodiscus wailesii'' and DO deficit of bottom water in Seto Island Sea. Marine Pollution Bulletin 23:181-184. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=142946 details] </ref>. Tijdens een massale bloei van ''Coscinodiscus wailesii'' zijn ook de organismen (voornamelijk fytoplanktonsoorten en macrowieren) uit de open waterkolom bedreigd, omwille van competitie voor ruimte en voedsel (Gollasch 2009)<ref name=gollasch2009> </ref>.
+
Deze exoot is echter bevoordeeld ten opzichte van inheemse soorten. Bij aankomst bestaat immers de mogelijkheid dat deze nieuwkomer voor bepaalde tijd gevrijwaard is van de negatieve invloed van (soort)specifieke parasieten die in hun oorspronkelijke verspreidingsgebied hun vooruitgang belemmeren <ref name = 15a>Torchin, M.E.; Lafferty, K.D.; Dobson, A.P.; McKenzie, V.J.; Kuris, A.M. (2003). Introduced species and their missing parasites Nature (Lond.) 421(6923): 628-630. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=32191 details]</ref>.
 
 
 
<P>
 
<P>
 
<BR>
 
<BR>
Line 94: Line 87:
  
 
===<span style="color:#00787A">Specifieke kenmerken</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Specifieke kenmerken</span>===
 +
<div style="float:left;width:167pt;padding:0.4em 1em 0.4em 0em">[[Image:Palaemon macrodactylus2.jpg|caption|left|220px|]]
 +
<div style="text-align: left;font-size:80%">Foto: Marco Faasse (<span class="plainlinks">[http://www.acteon.nl/ www.acteon.nl]</span>)</div></div>
 +
<div style="float:right;width:200pt;padding:0.4em 0em 0.4em 1.5em">[[Image:Palaemon macrodactylus3.jpg|caption|200px|]][[Image:Palaemon macrodactylus4.jpg|caption|265px|]]
 +
<div style="text-align: left;font-size:80%"><u>Boven</u>: schematische tekening van een steurgarnaal, met aanduiding van het rostrum <br> <u>Midden</u>: rostrum van de rugstreepsteurgarnaal ''Palaemon macrodactylus'' <br> <u>Onder</u>: rostrum van de langneussteurgarnaal ''Palaemon longirostris'' <br> <u>Tekening</u>: D’Udekem d’Acoz ''et al''. (2005) <ref name = 2a/></div></div>
 +
De rugstreepsteurgarnaal heeft een goed veldkenmerk, namelijk een lichtgekleurde rugstreep bij volwassen exemplaren. Jonge individuen kan men zo wel over het hoofd zien <ref name = 9a> </ref>. De kleur van deze garnaal is rood- tot bruin- of groen- tot blauwgroenachtig <ref name = 2a> </ref>. Het kenmerkende kleurpatroon vervaagt echter snel wanneer de dieren in een aquarium gehouden worden <ref name = 4a> </ref>.
  
Kiezelwieren, ook wel diatomeeën genoemd, zijn eencellige wieren en enkel microscopisch te bestuderen. Ze hebben een extern kiezelskelet (van siliciumdioxide) dat bestaat uit twee helften die als een doos en deksel in elkaar passen, met daar tussenin enkele zogenaamde gordelbanden. De twee helften worden de ‘schaaltjes’ genoemd (valvae). De schaaltjes hebben variabele vormen en ornamentaties en worden daarom gebruikt om soorten van elkaar te onderscheiden (Van der Werff 1958)<ref name=werff1958>Van der Werff, A. (1958). Kiezelwieren. Het Zeepaard 18(2): 19-22. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=114551 details] </ref>. ''Coscinodiscus wailesii'' is één van de grotere kiezelwieren, wel tot een halve millimeter diameter (Gollasch 2009)<ref name=gollasch2009> </ref>. Kenmerkend voor deze soort is dat de schalen cirkelvormig en gestreept zijn (Laing & Gollasch 2009: figuur).<P>
+
Opmerkelijk is het ontbreken van de verticale lijntjes die de gewone steurgarnaal ''Palaemon elegans'' en de gezaagde steurgarnaal ''Palaemon  serratus'' typeren <ref name = 8a> </ref>. Er kan ook verwarring optreden met de langneussteurgarnaal ''Palaemon longirostris''. Men kan beiden onderscheiden door te kijken naar het rostrum: de langneussteurgarnaal heeft 7 tot 9 dorsale tanden op het rostrum, terwijl de rugstreepsteurgarnaal er 10 tot 12 heeft <ref name = 2a> </ref>.
 +
 
 +
 
 +
Net zoals bij ''Crangon'' soorten. (bv. “onze” grijze garnaal ''Crangon crangon'') wordt het vrouwtje van de rugstreepsteurgarnaal groter dan het mannetje. In een studie in Groot-Brittannië varieerde de lengte van de mannetjes tussen 2,5 en 3,5 centimeter en dat van de vrouwtjes tussen 2,5 en 7 centimeter. Grotere vrouwtjes droegen doorgaans ook meer eitjes <ref name = 10a> </ref>.<P>
 +
 
 +
 
 +
Het dieet van steurgarnalen bestaat over het algemeen uit kleine dierlijke organismen (75 tot 93 %), met daarnaast ook plantenresten <ref name = 16a>Sitts, R.M.; Knight, A.W. (1979). Predation by the estuarine shrimps ''Crangon franciscorum'' Stimpson and ''Palaemon macrodactylus'' Rathbun Biol. Bull. 156(3): 356-368. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=121259 details]</ref>.  
 +
<P>
 
<BR>
 
<BR>
 
<P>
 
<P>
Line 101: Line 106:
 
===<span style="color:#00787A">Weetjes</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Weetjes</span>===
  
====<span style="color:#00787A">''Krimpen diatomeeën?''</span>====
+
====<span style="color:#00787A">''’s Nachts is de kust veilig ''</span>====
 
 
Bij de ongeslachtelijke voortplanting worden een nieuw ‘doosje’ en ‘dekseltje’ gevormd binnen de moedercel. Dit heeft tot gevolg dat na de celdeling twee nieuwe cellen van ongelijke grootte ontstaan. Binnenin de moedercel worden twee nieuwe schaaltjes gevormd. De schaaltjes van de moedercel worden nu de nieuwe dekseltjes, terwijl de nieuwgevormde schaaltjes de nieuwe doosjes vormen. Een van de nieuwe cellen (die met het oorspronkelijke dekseltje van de moedercel en een nieuw doosje) is even groot als de moedercel. Het andere individu bestaat uit het oorspronkelijke doosje van de moedercel (dat nu het dekseltje van de nieuwe cel vormt) en een nieuwgevormd doosje. Hierdoor is deze cel kleiner is dan de moedercel. Met als gevolg dat bij elke deling een deel van de populaties alsmaar kleiner worden, tot ze op een bepaald moment niet meer leefbaar zijn. Af en toe wordt aan geslachtelijke voortplanting gedaan, waardoor de dochtercel ongelimiteerd kan groeien en de diatomeeën opnieuw hun oorspronkelijke grootte bereiken (Mennema 1958  figuur)<ref name=mennema1958>Mennema, J. (1958). De voortplanting van de kiezelwieren. Het Zeepaard 18(6-7): 85-88. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=114658 details] </ref>.
 
 
 
====<span style="color:#00787A">''Met ‘ups’ en ‘downs’ doorheen het jaar''</span>====
 
 
 
Doorheen het jaar komt de exotische diatomee ''Coscinodiscus wailesii'' in grotere en mindere mate voor. Dit hangt samen met de beschikbaarheid van de voedingstoffen, wat op zijn beurt weer afhankelijk is van de temperatuur, wind en diepte van het water. 
 
Wanneer de zon inwerkt op een watermassa zullen de bovenste lagen warmer worden. Warm zeewater is lichter en zal bovenop de koudere lagen blijven drijven. Hoe warmer, en dus hoe lichter de bovenste laag zeewater; hoe minder het met de diepere lagen zal mengen. De wind heeft een tegenovergesteld effect en zorgt ervoor dat de lagen gaan vermengen. Wanneer het temperatuurverschil van de waterlagen kleiner is, zal het effect van de wind groter zijn en zullen de waterlagen dieper vermengen. Bij het mengen zullen eerder gezonken (voedsel)deeltjes en op en in de bodem gerecycleerde voedingsstoffen terug in de bovenste waterlagen terechtkomen. Wieren, en ook de diatomee ''Coscinodiscus wailesii'' profiteren daarvan en zullen op deze momenten een explosieve groei kennen.
 
In de zuidelijke Noordzee is het temperatuurverschil tussen de waterlagen kleiner tijdens de lente en de herfst, waardoor de wind de waterlagen kan mengen en de gezonken voedseldeeltjes weer in de bovenste waterlagen komen. Hier zijn deze beter beschikbaar voor het fytoplankton, dat daardoor in de zuidelijke Noordzee tijdens de lente en de herfst vaker een bloei zal kennen dan in de zomer (Edwards et al. 2001)<ref name=edwards2001> </ref>.
 
  
 +
De rugstreepsteurgarnaal doet aan vertikale diurnale migratie. Dit betekent dat deze diertjes zich overdag dieper in de waterkolom ophouden en ’s nachts omhoog migreren, richting wateroppervlak <ref name = 10a> </ref>. De verborgen levenswijze (overdag) bemoeilijkt de studie van de geografische verspreiding van de soort.
 +
<P>
 +
<BR>
 +
<P>
 +
===<span style="color:#00787A">Hoe verwijzen naar deze pagina?</span>===
 +
{{Kader5|
 +
SoortnaamNL=Rugstreepsteurgarnaal |
 +
SoortnaamLt=Palaemon macrodactylus |
 +
Naamlector=Sammy De Grave|
 +
refid=210323|}}
 
<P>
 
<P>
 
<BR>
 
<BR>
Line 121: Line 128:
  
  
[[Category:Algen en wieren]]
+
[[Category:Geleedpotigen]]
 
[[Category:Niet-inheemse soorten van het Belgisch deel van de Noordzee en aanpalende estuaria ]]
 
[[Category:Niet-inheemse soorten van het Belgisch deel van de Noordzee en aanpalende estuaria ]]

Latest revision as of 12:25, 26 January 2012

Warning: Deze pagina wordt niet langer bijgewerkt. Meer recente info is te vinden op http://www.vliz.be/niet-inheemse-soorten


Rugstreepsteurgarnaal
Het oorspronkelijk verspreidingsgebied van de rugstreepsteurgarnaal Palaemon macrodactylus zijn de riviermondingen langs de kusten van Japan, China en Korea. Via transport in het ballastwater van schepen zou de soort naar Europa gekomen zijn. De rugstreepsteurgarnaal werd in België voor de allereerste keer waargenomen in 1998 in de het Kanaal Gent-Terneuzen, ter hoogte van de Nederlandse grens. Later bleek de soort ook aanwezig in de Zeeschelde nabij Doel, de jachthaven van Zeebrugge, de Spuikom van Oostende, in het IJzer-estuarium en werden zelfs exemplaren gevonden op het strand van Heist. Deze exoot verdraagt grote schommelingen in temperatuur en zoutgehalte en komt doorgaans voor op beschutte plekjes.
Palaemon macrodactylus.jpg
Foto: Marco Faasse (www.acteon.nl)




Wetenschappelijke naam

Palaemon macrodactylus Rathbun, 1902


Oorspronkelijke verspreiding

Het oorspronkelijk verspreidingsgebied van de rugstreepsteurgarnaal Palaemon macrodactylus ligt in de noordwestelijke Stille Oceaan, waar de soort voorkomt langs de kusten van Japan, China en Korea [1]. Deze exoot komt doorgaans voor op beschutte plekjes, vooral in estuaria [2].


Eerste waarneming in België

De eerste publicatie over de aanwezigheid van de rugstreepsteurgarnaal in België betrof exemplaren die op 12 juni 2004 aangetroffen werden tussen de pontons in de jachthaven van Zeebrugge [3]. Bij het herbekijken van stalen die door de Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM) verzameld werden, bleek echter dat de rugstreepsteurgarnaal reeds in 1998 in het Kanaal Gent-Terneuzen, nabij de Nederlandse grens aanwezig was [4].


Verspreiding in België

In november 1998 werd de soort in ons studiegebied aangetroffen nabij Walsoorden langs de Nederlandse Westerschelde [2]. Het duurde echter tot 5 december 2002, voordat deze soort over de grens met België, in de Zeeschelde ter hoogte van Doel werd aangetroffen [5]. De soort werd later ter hoogte van Doel en Fort Liefkenshoek opnieuw aangetroffen [5][6].

In 2004 is deze exoot langs de kust ook aangetroffen rond pontons in de jachthaven van Blankenberge [2], tussen de pontons in de jachthaven van Zeebrugge [3], in het IJzer-estuarium te Nieuwpoort en in de Oostendse Spuikom [2]. Latere waarnemingen volgden elkaar op in zowel de jachthaven van Zeebrugge als op het strand van Heist [7][8].

In het Kanaal Gent-Terneuzen breidde de soort zijn verspreidingsgebied langzaam stroomopwaarts uit en kan hij vanaf 2003 ook in Gent worden aangetroffen [4].


Verspreiding in onze buurlanden

Na uitbreiding vanuit Japan, China en Korea naar de west- en oostkust van de Verenigde Staten van Amerika en de kust van Argentinië bereikte de rugstreepsteurgarnaal in 1992 Europa, waar de soort voor het eerst in het Theems-estuarium (Groot-Brittannië) werd aangetroffen [9]. De soort breidde zijn verspreidingsgebied hier uit en kon vanaf 2001 in de estuaria van Orwell en Steur (in het Westen van Groot-Brittannië) aangetroffen worden. Het feit dat men hier vaak eierdragende wijfjes waarnam - gaande van 12 % tot zelfs 100 % van de wijfjes - duidt op permanente vestiging in deze streken [9][10].

Momenteel komt dit diertje in Nederland voor in het Noordzeekanaal, de Nieuwe Waterweg en de Oosterschelde rond de Zeelandbrug en Wemeldinge [2]. Verder is de soort algemeen in het Veerse Meer, de Grevelingen en in het Waddengebied (Harlingen, Lauwersoog en Eemshaven) [11][12].

In Frankrijk is deze exoot in 1998 voor het eerst aangetroffen in het Gironde-estuarium. De soort bleek in bepaalde delen van het estuarium heel algemeen. Ook hier werden vaak eierdragende vrouwtjes waargenomen [13] en de soort wordt hier anno 2011 als gevestigd beschouwd [14]. De soort is in Frankrijk ook aan te treffen in het Seine-estuarium (sinds 2006) [15].

In mei 1999 werd deze garnaal gevangen in Spanje [16], waar hij anno 2011 in het Guadalquivir-estuarium als gevestigd beschouwd wordt [14]. De rugstreepsteurgarnaal is onder andere ook aan te treffen in de Zwarte Zee (sinds 2002) [17] het Wezer- en het Hooksiel-estuarium (in Duitsland, sinds 2004) [18]. Er wordt voorspeld dat de soort spoedig ook de Baltische Zee zal koloniseren [18].


Wijze van introductie

Volgens een aantal onderzoekers is de verspreiding van de rugstreepsteurgarnaal sterk gekoppeld aan de internationale scheepvaart, gezien dit diertje in hogere densiteiten voorkomt in havens waar veel buitenlandse transportschepen aanmeren, bijvoorbeeld het Noordzeekanaal, de haven van Zeebrugge of de Westerschelde. Op plaatsen waar dit niet het geval is zoals de Oosterschelde - waar geen internationale handel via scheepvaart optreedt maar zich wel belangrijke mossel- en oesterkweekcentra bevinden - komt de soort minder voor. Hierdoor is er een sterk vermoeden dat deze exoot de wereld wordt rondgeleid via ballastwater in schepen en niet via de import van oesterzaad [2].


Redenen waarom deze soort zo succesrijk is in onze contreien

De eigenschap om zich aan te passen aan een breed spectrum van omgevingsfactoren - zoals wisselende temperatuur, zoutgehalte en zuurstofconcentratie - draagt bij tot het succes van de rugstreepsteurgarnaal [19]. Bovendien dragen de vrouwtjes veel eitjes - van 100 tot 2800 eitjes per vrouwtje per broedsel - waarbij het aantal eitjes afhankelijk is van de grootte van het vrouwtje. Er worden twee broedsels per jaar gelegd [10].

Opmerkelijk is dat de eitjes van de rugstreepsteurgarnaal resistent zijn tegen een bepaalde schimmelinfectie die veelvuldig optreedt bij andere schaaldieren. Rond de eitjes is een laagje bacteriën (Alteromonas sp.) aanwezig die een specifieke chemische stof produceren om de ziekte-verwekkende schimmel te verdringen, waardoor meer eitjes kunnen overleven [20].


Factoren die de verspreiding beïnvloeden

De mondiale verspreiding van de rugstreepsteurgarnaal zal meer dan waarschijnlijk verder bespoedigd worden door de intercontinentale scheepvaart [2].

De capaciteit om sterk wisselende omgevingsomstandigheden (temperatuur, vervuiling, zoutgehalte, zuurstofgehalte) te tolereren bevordert de definitieve vestiging van de soort na een toevallige introductie [19]. Het vaak aantreffen van eierdragende wijfjes bevestigt dit ook. Gezien de soort een voorkeur heeft voor water met een verlaagd zoutgehalte - van 27 tot 32,5 PSU - kan hij goed gedijen in estuaria [10]. Deze exoot komt zelfs voor in zoutgehaltes van slechts 1 of 2 PSU, wat bijna overeenkomt met zoetwater [21]. Ter vergelijking: het zeewater in onze Noordzee heeft een zoutgehalte van ongeveer 35 PSU.


Effecten of potentiële effecten en maatregelen

Aan de Pacifische kust van de Verenigde Staten kent de rugstreepsteurgarnaal weinig tot geen competitie van andere Palaemonidae (= garnalen behorende tot dezelfde familie als de rugstreepsteurgarnaal). Hierdoor kunnen ze met hoge snelheid veel nieuwe geschikte gebieden gaan koloniseren. In Europa daarentegen zijn er wel inheemse Palaemonidae-soorten. Deze zijn wijdverbreid langs de Europese kusten en bezetten bovendien een heel scala aan habitats. Hier zal de rugstreepsteurgarnaal niet alleen de aanwezige voedselbronnen, maar ook de ruimte moeten delen met de oorspronkelijk aanwezige Palaemonidae, wat leidt tot competitie met inheemse soorten [2].

Deze exoot is echter bevoordeeld ten opzichte van inheemse soorten. Bij aankomst bestaat immers de mogelijkheid dat deze nieuwkomer voor bepaalde tijd gevrijwaard is van de negatieve invloed van (soort)specifieke parasieten die in hun oorspronkelijke verspreidingsgebied hun vooruitgang belemmeren [22].


Specifieke kenmerken

Palaemon macrodactylus2.jpg
Foto: Marco Faasse (www.acteon.nl)
Palaemon macrodactylus3.jpgPalaemon macrodactylus4.jpg
Boven: schematische tekening van een steurgarnaal, met aanduiding van het rostrum
Midden: rostrum van de rugstreepsteurgarnaal Palaemon macrodactylus
Onder: rostrum van de langneussteurgarnaal Palaemon longirostris
Tekening: D’Udekem d’Acoz et al. (2005) [2]

De rugstreepsteurgarnaal heeft een goed veldkenmerk, namelijk een lichtgekleurde rugstreep bij volwassen exemplaren. Jonge individuen kan men zo wel over het hoofd zien [12]. De kleur van deze garnaal is rood- tot bruin- of groen- tot blauwgroenachtig [2]. Het kenmerkende kleurpatroon vervaagt echter snel wanneer de dieren in een aquarium gehouden worden [3].

Opmerkelijk is het ontbreken van de verticale lijntjes die de gewone steurgarnaal Palaemon elegans en de gezaagde steurgarnaal Palaemon serratus typeren [11]. Er kan ook verwarring optreden met de langneussteurgarnaal Palaemon longirostris. Men kan beiden onderscheiden door te kijken naar het rostrum: de langneussteurgarnaal heeft 7 tot 9 dorsale tanden op het rostrum, terwijl de rugstreepsteurgarnaal er 10 tot 12 heeft [2].


Net zoals bij Crangon soorten. (bv. “onze” grijze garnaal Crangon crangon) wordt het vrouwtje van de rugstreepsteurgarnaal groter dan het mannetje. In een studie in Groot-Brittannië varieerde de lengte van de mannetjes tussen 2,5 en 3,5 centimeter en dat van de vrouwtjes tussen 2,5 en 7 centimeter. Grotere vrouwtjes droegen doorgaans ook meer eitjes [10].

Het dieet van steurgarnalen bestaat over het algemeen uit kleine dierlijke organismen (75 tot 93 %), met daarnaast ook plantenresten [23].


Weetjes

’s Nachts is de kust veilig

De rugstreepsteurgarnaal doet aan vertikale diurnale migratie. Dit betekent dat deze diertjes zich overdag dieper in de waterkolom ophouden en ’s nachts omhoog migreren, richting wateroppervlak [10]. De verborgen levenswijze (overdag) bemoeilijkt de studie van de geografische verspreiding van de soort.


Hoe verwijzen naar deze pagina?

VLIZ Alien Species Consortium (2011). Rugstreepsteurgarnaal – Palaemon macrodactylus. Niet-inheemse soorten van het Belgisch deel van de Noordzee en aanpalende estuaria. Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). Geraadpleegd op 10-06-2024. Beschikbaar op
http://www.vliz.be/wiki/Lijst_niet-inheemse_soorten_Belgisch_deel_Noordzee_en_aanpalende_estuaria


Lector: Sammy De Grave
VLIZ Alien Species Consortium: http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=project&proid=2170
Deze fiche (versie 2011) is ook als pdf beschikbaar op http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=210323


Geraadpleegde bronnen

  1. Holthuis, L.B. (1980). FAO species catalogue: Vol. 1. Shrimps and prawns of the world. An annotated catalogue of species of interest to fisheries. FAO Fisheries Synopsis, 125. FAO: Rome. 271 pp. details
  2. 2.00 2.01 2.02 2.03 2.04 2.05 2.06 2.07 2.08 2.09 2.10 d'Udekem d'Acoz, C.; Faasse, M.; Dumoulin, E.; De Blauwe, H. (2005). Occurrence of the Asian shrimp Palaemon macrodactylus in the Southern Bight of the North Sea, with a key to the Palaemonidae of north-western Europe (Crustacea: Decapoda: Caridae) Ned. Faunist. Meded. 22: 95-111. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content
  3. 3.0 3.1 3.2 De Blauwe, H. (2006). De rugstreepsteurgarnaal Palaemon macrodactylus in België De Strandvlo 26(1): 22-23. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "4a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "4a" defined multiple times with different content
  4. 4.0 4.1 Boets, P.; Lock, K.; Goethals, P.L.M. (2011). Using long-term monitoring to investigate the changes in species composition in the harbour of Ghent (Belgium) Hydrobiologia 663: 155-166. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "Boets2011" defined multiple times with different content
  5. 5.0 5.1 ENDIS-RISKS project data (2002-2006). Data verzameld tijdens het project ‘Endocriene verstoring in het Schelde-estuarium: distributie, blootstelling en effecten (ENDIS-RISKS)’. Ongepubliceerde data. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "3a" defined multiple times with different content
  6. Soors, J.; Faasse, M.; Stevens, M.; Verbessem, I.; De Regge, N.; Van den Bergh, E. (2010). New crustacean invaders in the Schelde estuary (Belgium) Belg. J. Zool. 140(1): 3-10. details
  7. De Blauwe, H.; Dumoulin, E. (2009). De zeefauna en -flora uit de jachthaven van Zeebrugge, in het bijzonder de fouling-organismen van drijvende pontons De Strandvlo 29(2): 41-63. details
  8. Informatie afkomstig van Waarnemingen.be, een initiatief van Natuurpunt Studie vzw en de Stichting Natuurinformatie. Rugstreepsteurgarnaal - Palaemon macrodactylus Rathbun, 1902. online beschikbaar, geraadpleegd op 27-08-2009.
  9. 9.0 9.1 Worsfold, T.M.; Ashelby, C.W. (2008). Additional UK records of the non-native prawn Palaemon macrodactylus (Crustacea: Decapoda) Marine Biodiversity Records 1: e48. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "Worfsfold2008" defined multiple times with different content
  10. 10.0 10.1 10.2 10.3 10.4 Ashelby, C.W.; Worsfold, T.M.; Fransen, C.H.J.M. (2004). First records of the oriental prawn Palaemon macrodactylus (Decapoda: Caridea), an alien species in European waters, with a revised key to British Palaemonidae J. Mar. Biol. Ass. U.K. 84(3): 1041-1050. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "10a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "10a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "10a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "10a" defined multiple times with different content
  11. 11.0 11.1 Faasse, M. (2005). Een Aziatische steurgarnaal in Nederland: Palaemon macrodactylus Rathbun, 1902 (Crustacea: Decapoda: Caridea) Het Zeepaard 65(6): 193-195. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "8a" defined multiple times with different content
  12. 12.0 12.1 Tulp, A. (2006). De rugstreepsteurgarnaal Palaemon macrodactylus in meerdere Waddenhavens Het Zeepaard 66(1): 27-28. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "9a" defined multiple times with different content
  13. Beguer, M.; Girardin, M.; Boët, P. (2007). First record of the invasive oriental shrimp Palaemon macrodactylus Rathbun, 1902 in France (Gironde Estuary) Aquat. Invasions 2(2): 132-136. details
  14. 14.0 14.1 Beguer, M.; Bergé, J.; Martin, J.; Martinet, J.; Pauliac, G.; Girardin, M.; Boët, P. (2011). Presence of Palaemon macrodactylus in a European estuary: evidence for a successful invasion of the Gironde (SW France) Aquat. Invasions 6(3): 401–418. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "Beguer2011" defined multiple times with different content
  15. Lavesque , N.; Bachelet, G.; Beguer, M.; Girardin, M.; Lepage, M.; Blanchet, B.; Sorbe, J.-C.; Modéran, J.; Sauriau, P.-G.; Auby, I. (2010). Recent expansion of the oriental shrimp Palaemon macrodactylus (Crustacea: Decapoda) on the western coasts of France Aquat. Invasions 5(Suppl. 1): S103-S108. details
  16. Cuesta, J.A.; Gonzalez-Ortegon, E.; Drake, P.; Rodriguez, A. (2004). First record of Palaemon macrodactylus Rathbun, 1902 (Decapoda, Caridea, Palaemonidae) from European waters Crustaceana 77: 377-380. details
  17. Micu, D.; Nita, V. (2009). First record of the Asian prawn Palaemon macrodactylus Rathbun, 1902 (Caridea: Palaemonoidea: Palaemonidae) from the Black Sea Aquat. Invasions 4(4): 497-604. details
  18. 18.0 18.1 González-Ortegón, E.; Cuesta, J.A.; Schubart, C.D. (2007). First report of the oriental shrimp Palaemon macrodactylus Rathbun, 1902 (Decapoda, Caridea, Palaemonidae) from German waters Helgol. Mar. Res. 61(1): 67-69. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "González" defined multiple times with different content
  19. 19.0 19.1 Newman, W.A. (1963). On the introduction of an edible oriental shrimp (Caridea, Palaemonidae) to San Francisco Bay Crustaceana 5(2): 119-132. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "12a" defined multiple times with different content
  20. Gil-Turnes, M.S.; Hay, M.E.; Fenical, W. (1989). Symbiotic marine bacteria chemically defend crustacean embryos from a pathogenic fungus Science (Wash.) 246(4926): 116-118. details
  21. Nancy Elder and Pam Fuller. 2011. Palaemon macrodactylus. USGS Nonindigenous Aquatic Species Database, Gainesville, FL. http://nas.er.usgs.gov/queries/FactSheet.aspx?speciesID=1206 RevisionDate: 1/11/2011.
  22. Torchin, M.E.; Lafferty, K.D.; Dobson, A.P.; McKenzie, V.J.; Kuris, A.M. (2003). Introduced species and their missing parasites Nature (Lond.) 421(6923): 628-630. details
  23. Sitts, R.M.; Knight, A.W. (1979). Predation by the estuarine shrimps Crangon franciscorum Stimpson and Palaemon macrodactylus Rathbun Biol. Bull. 156(3): 356-368. details