Historiek Belgische zeevisserij

From Coastal Wiki
Revision as of 12:37, 12 August 2016 by Jozefiend (talk | contribs)
Jump to: navigation, search

Inleiding

De havens van Oostende en Nieuwpoort kenden al van in de vroege middeleeuwen een welstand en status op het gebied van visserij en handel. De periode wordt ook wel de ‘Gouden Tijd'[1] van de Vlaamse zeevisserij genoemd. Vooral de gezouten haring-[2], en iets later ook de kabeljauwvisserij ‘ten zoute’, was belangrijk. Toch kende de zeevisserij ook moeilijke periodes. Politiek woelige tijden, waarin afwisselend Oostende en Nieuwpoort belegerd werden, zouden er (in de 2e helft van de 16e eeuw) uiteindelijk toe leiden dat de visserij voor lange tijd in verval[3] geraakte.

Het Oostenrijks bewind (1713-1794) bracht een opleving van de Vlaamse visserij met zich mee, maar dit was slechts tijdelijk: onder de Franse Republiek (1795-1804) en het Franse Keizerrijk (1804-1814) ging het terug bergaf. Toen Willem I van Oranje in 1815 de touwtjes in handen nam, wou hij met een nieuwe visserijwetgeving en subsidies de visserij-industrie weer een duwtje in de rug geven. Dit bracht groot ongenoegen met zich mee: de Vlaamse vissers gingen niet akkoord [4] met de bemoeienissen van de Nederlandse overheid. Bovendien was, volgens de Vlaamse reders, dit premiestelsel niet afgestemd op het eigen karakter van de Vlaamse zeevisserij.

De Belgische onafhankelijkheid in 1830 bracht een aangepast premiestelsel met zich mee, waardoor het aantal schepen algauw verdubbelde en de werkgelegenheid toenam. In de periode tussen 1832 en 1864 steeg het totaal aantal vaartuigen van 145 tot 274 als een direct effect[5]) van het premiestelsel. In Oostende werd tien jaar na de onafhankelijkheid drie keer meer kabeljauw aangevoerd. Ook de haringvangst deed het goed. Het premiestelsel werd al snel internationaal in vraag gesteld omdat het grote kosten meebracht voor de staatskas. Er werd een nationale onderzoekscommissie voor de zeevisserij[6] ingesteld, en de eerste statistieken werden verzameld. Nadat eerder het Verenigd Koninkrijk en later Nederland het premiestelsel lieten varen, werd het in 1867 ook in België afgeschaft[7].

Belangrijke technische ontwikkelingen (zoals (stoom)motoraandrijving en het gebruik van kunstijs) bliezen de visserij op het einde van de negentiende eeuw nieuw leven in. Dankzij deze vooruitgang werden nu ook afgelegen wateren bevist en steeds grotere vangsten binnengehaald. Het geloof in een ‘onuitputtelijke zee’ was groot.

Ondanks de onmiskenbare impact van WOI[8], herstelde de visserij zich vrij snel. Met de oorlogsvoering kwamen technologische innovaties (zoals dieselmotoren en sonar) die konden worden toegepast om de visserij vooruit te helpen. Tijdens WOII[9] was de Noordzee wegens oorlogsgevaar zo goed als vrij van visserij, waardoor de visbestanden sterk aangroeiden. Een belangrijk deel van de vloot vluchtte naar het buitenland, met name Engeland. De Belgische vloot die in de thuishaven gebleven was kreeg vanaf 1941 uitzonderlijk wel toestemming om te vissen in de kustwateren en haalden recordhoeveelheden haring binnen (link). Na de oorlog ging de industrie zich concentreren in de havens van Zeebrugge en Oostende, en in mindere mate ook in Nieuwpoort en Blankenberge, en kende in toenemende mate investeringen in infrastructuur en technologie. Dit keer kon de sector opnieuw op overheidssteun rekenen voor de schade opgelopen tijdens de oorlog. Met de terugkeer van de uitgeweken vissers kwam ook nieuwe kennis in de sector. Kort na de oorlog werd een historisch maximum van 75.370 ton visvangst door Belgische vissers binnengehaald (1947).

Overexploitatie van haring en sprot en de economische crisis zorgden ervoor dat Belgische vissers zich naar de rijke kabeljauwgronden in IJsland begaven. Nadat de 'Kabeljauwoorlogen'[10] (1958-1961 en 1972-1975) de Britse en Duitse vloten verdreven uit IJslandse wateren, kregen de Belgische IJslandvaarders (link deel1, deel2) een uitzonderingsregeling om daar op kabeljauwachtigen te blijven vissen. Vanaf de jaren 1980 werd platvisvisserij belangrijker. Het gebruik van allerhande aanpassingen in de ‘boomkor’ die reeds in de garnaalvisserij gebruikt werd, was hierbij een sleutel in het succes.Tong en pladijs waren de belangrijkste doelsoorten voor deze brandstofintensieve bodemsleepnetvisserij. Door de hoge bijvangsten en bodem-impact werd deze visserijtechniek steeds meer in vraag gesteld.

Duurzame Visserij
Vandaag zijn tong en pladijs nog steeds de belangrijkste doelsoorten van de Vlaamse zeevisserij, wat ze kwetsbaar maakt. Ook de rentabiliteit van de visserijsector staat onder druk. De sterk ingekrompen vloot kampt bovendien met een schrijnend tekort aan instroom van jonge vissers, en een ander probleem is de veroudering van de vloot. Maar niet alle hoop lijkt verloren: een globaal actie-en herstructureringsplan (link) stelt maatregelen op om tot een duurzamere Vlaamse visserij[11] te komen. Bovendien is er het Europees Gemeenschappelijk Visserijbeleid dat onder andere door de aanlandingsplicht (link boek H zeevisserij) langzaam voor meer diversiteit in de vangsten zorgt.

Belangrijke soorten

De Belgische visserij vertoonde tijdens de 20ste eeuw globaal een verloop van drie opeenvolgende exploitatiefasen: je kan stellen dat er een ‘haring-periode’ (tot 1950), een ‘kabeljauw-periode’ (1950 – 1980) en een ‘platvis-periode’ (na 1980) was. Een gelijkaardig patroon van opeenvolgende exploitatie werd beschreven door Pauly et al. (2005)[12] voor de visserij wereldwijd. Tussen 1930 en 2000 verklaarden een handvol vissoorten ongeveer 75% van de totale aanvoer. Dit waren vooral haring (en ook sprot), kabeljauw (maar ook andere rondvissoorten) en de platvissen pladijs en tong. Vanaf 2000 daalde het relatief belang van deze vissoorten in de totale aanvoer. De laatste tijd is ook een stijging in de aanvoer van zeeduivel, zeekat en Sint-Jacobsschelp gerapporteerd.[13]


referenties

  1. Gouden Tijd, Degryse, R. (1944). Vlaanderens haringbedrijf in de Middeleeuwen. De Seizoenen, 49. De Nederlandsche Boekhandel: Antwerpen. 116 pp.
  2. Haring, Hovart, P. (1985). Zeevisserijbeheer in vroegere eeuwen: een analyse van normatieve bronnen. Mededelingen van het Rijksstation voor Zeevisserij (CLO Gent), 206. Rijksstation voor Zeevisserij: Oostende. III, 192, VII pp.
  3. verval, Hovart, P. (1985). Zeevisserijbeheer in vroegere eeuwen: een analyse van normatieve bronnen. Mededelingen van het Rijksstation voor Zeevisserij (CLO Gent), 206. Rijksstation voor Zeevisserij: Oostende. III, 192, VII pp.
  4. Vlaamse vissers gingen niet akkoord, Mémoire présenté au roi sur la pêche nationale. West-Flandre 1817
  5. De Zuttere, 1909, Enquête sur la pêche maritime en Belgique: introduction, recencement de la pêche maritime
  6. onderzoekscommissie, Rapport de la Commission chargée de faire une enquête sur la situation de la pêche maritime en Belgique
  7. afschaffing premiestelsel, Hovart, P. (1994). 150 jaar zeevisserijbeheer 1830-1980: een analyse van normatieve bronnen. Mededelingen van het Rijksstation voor Zeevisserij (CLO Gent), 235. Rijksstation voor Zeevisserij: Oostende. 317 pp.
  8. Visserij tijdens WOI, Demasure, B. (2013). Visserij en de Eerste Wereldoorlog ’Den oarienk eeft uus gered’, in: De Grote Rede 36: De Groote Oorlog en de Zee. De Grote Rede: Nieuws over onze Kust en Zee, 36: pp. 90-96
  9. Visserij tijdens WOII, De Mulder, A. (1984). Belgische zeevisserij onder de bezetting 1940-1945. Sirene 35(136): 12-14
  10. Kabeljauwoorlogen,Omey, E. (1982). De zeevisserij: een struktuuranalyse van de Belgische zeevisserij. Reeks van het Westvlaams Ekonomisch Studiebureau, 27. Westvlaams Ekonomisch Studiebureau: Brugge. 256 pp.
  11. vistraject, Vistraject: Duurzaamheidstraject voor de Belgische visserijsector
  12. Pauly et al. (2005), Global trends in world fisheries: impacts on marine ecosystems and food security
  13. recente aanvoer, De Belgische zeevisserij 2014: Aanvoer en besomming: Vloot, quota, vangsten, visserijmethoden en activiteit